Staking in het basisonderwijs: 'Er is geen zicht op een oplossing'

In 2017 interviewde journalist Harmen van der Meulen meerdere ervaren rotten uit het basisonderwijs, over wat toen al een ‘crisis’ werd genoemd. Nu, voor de tweedaagse staking in het onderwijs, spreekt hij ze opnieuw. “Het is nog veel erger geworden.”

‘In het primair onderwijs klinkt grote onvrede: het loon is te laag, het werk wordt almaar zwaarder, het lerarentekort dreigt uit de hand te lopen.’ Zo luidde de inleiding van mijn artikel uit 2017, waarin met de ogen van 2020 gekeken vooral de laatste bijzin opvalt: toen dreigde het lerarentekort in het primair onderwijs (PO) nog uit de hand te lopen. Inmiddels, meer dan twee jaar later, is het lerarentekort uit de hand gelopen: onderwijsvakbond AOb stelt dat dit jaar al 55.000 leerlingen zonder leraar zitten, en dat als er niets aan gedaan wordt dat er in 2025 bijna 100.000 zullen zijn. Onderwijswethouder Marjolein Moorman (PvdA) van Amsterdam meldde eind 2019 dat er alleen al in Amsterdam een tekort is van 384 leerkrachten. Wanhopige basisscholen grijpen alle middelen aan om aan leerkrachten te komen: zij-instromers worden zo snel mogelijk klaargestoomd, men probeert de ‘stille reserve’ van mensen met een onderwijsbevoegdheid buiten het onderwijs te verleiden tot een terugkeer, parttimers worden gevraagd om meer te werken en oudere leerkrachten om langer door te werken. Maar helaas, stelde de AOb, dat alles heeft weinig effect. En dus staan onderwijsassistenten, kunstenaars, ouders en zelfs grootouders regelmatig voor de klas, alles om de kinderen maar niet naar huis te hoeven sturen. Wie de cijfers bekijkt van Lerarentekortisnu.nl, een initiatief van groepsleerkracht Eddy Erkelens, ziet dat de inzet van onbevoegde personen in het PO inmiddels bijna normaal lijkt geworden. En het einde is nog niet in zicht.
 

Onbevoegde mensen voor de klas

“Scholen waar alleen bevoegde mensen lesgeven zijn inmiddels bijzonder.” Marg Cornelissen (60), in 2017 nog leerkracht in Wormer en parttime-onderwijsvakbondsconsulent bij vakbond AOb, is inmiddels rayonbestuurder Primair Onderwijs bij de AOb. Na zich tientallen jaren voor de leerlingen ingezet te hebben, is ze er nu voor de leerkrachten, het ondersteunend personeel en onderhandelt ze met bestuurders. Op de vraag hoe de situatie in het PO nu is, in vergelijking met 2017, is haar antwoord glashelder: “Het is nog veel erger geworden. Op zo veel scholen wordt met onbevoegde mensen gewerkt, want dan staat er tenminste iemand voor de klas. Ik vind het rampzalig wat er gebeurt. Het wordt nu echt een maatschappelijk probleem, maar ik denk dat dat goed is: ouders zien nu ook dat dit niet kan.”
 
Ook Helene Steijn (56), die in 2017 als intern begeleider (IB’er) op het punt stond over te stappen naar een andere school, de Willibrordschool in Amsterdam-IJburg, en daar sindsdien verschillende functies vervult, benadrukt hoe zwaar het lerarentekort drukt op de dagelijkse onderwijspraktijk. Hoewel de ouders op haar school daar volgens Steijn nog niet zo heel veel van hebben gemerkt. “Op mijn school merken ze het maar mondjesmaat. We hebben wel een tekort, maar we lossen het op met invallers, onderwijsassistenten en kunstenaars voor de klas, door leerlingen regelmatig te verdelen over andere klassen, en zo min mogelijk sturen we kinderen naar huis. In Zuidoost is het lerarentekort veel groter dan hier. De gemeente gaat daar wel een noodplan voor invoeren, dan krijgen Zuidoost en andere kwetsbaardere stadsdelen hopelijk wat minder pijn en wij op IJburg wat meer. Ik denk dat dat niet anders kan, want anders krijg je een gigantische onderwijsongelijkheid, maar dat gaat wel wat teweegbrengen; ouders, kinderen en leerkrachten op IJburg gaan dat zeker voelen.”
 
Edwin Borger (55) neemt als zzp’er (coach en trainer van zij-instromers, woordvoerder van het initiatief Meestert! om meer mannen voor de klas te krijgen, en interim-directeur) een andere positie in binnen het onderwijsveld. Maar zijn betrokkenheid is er niet minder om. En ook hij maakt zich zeker zorgen. “Twee jaar geleden waren we bang dat het huis in brand zou vliegen, nu kunnen we concluderen dat de boel in de fik staat. En we blussen soms met middelen die daar niet geschikt voor zijn: een moeder of vader voor de klas. Er zijn hele goede moeders en vaders, die een klas heel goed een dag bezig kunnen houden, misschien zelfs twee dagen. Maar dat is misschien niet goed voor de onderwijskwaliteit.”
 

Onwetendheid bij leerkrachten

Sinds 2017 zijn er door het kabinet allerlei maatregelen genomen om de werkdruk te verlagen, het lerarentekort te bestrijden en het salaris (deels) te repareren. In november 2017 kwam minister Slob bijvoorbeeld met de handreiking Ruimte in regels, om scholen te wijzen op hun eigen speelruimte in het tegengaan van de doorgeschoten administratiedrift. Want zoals de minister in het bijbehorende persbericht stelde: “Niemand is leraar geworden om allerlei overbodige administratie bij te houden.” 
 
Alle drie de geïnterviewden waren in 2017 kritisch over de toegenomen papieren rompslomp in het PO. Is die nu verbeterd?
 
Helene Steijn, die als IB’er en uitvoerder van zorgarrangementen voor leerlingen veel op papier moet verantwoorden, ziet een klein beetje verbetering: “We zijn ons wel iets bewuster geworden van dat niet álles hoeft. Maar er moet nog steeds heel veel wél, hoor. Van alle oudergesprekken moet je een verslag maken, er moeten duidelijke groepsplannen zijn met duidelijk omschreven doelen, er moeten beleidsstukken en protocollen geschreven worden, die zorgarrangementen moeten nog steeds verantwoord worden, en alles moet ook geëvalueerd worden. Dat moet. Voor een deel is dat ook wel te begrijpen, natuurlijk.”
 
Marg Cornelissen is als vakbondsmedewerker uitermate goed op de hoogte van de regels, omdat ze die al jaren uitlegt aan collega’s. Over de handreiking van minister Slob is ze positief, maar net als Helene Steijn ziet ze nog steeds heel veel papierwerk in het PO. “Die handreiking heeft wel geholpen, want de inspectie verwacht minder op papier. Maar in de praktijk blijkt dat er toch nog steeds heel veel op papier komt. Want de directeur of de IB’er zegt: het moet wél. Ouders willen duidelijk hebben hoe het met hun kind gaat, dat moet je aan kunnen tonen, en dan moet je cijfers hebben. Dus heel veel scholen houden daar nog wel aan vast.” 
 
Edwin Borger is als interim-directeur gewend om leiding te geven aan schoolteams, en net als in 2017 hamert hij op de invloed die leraren zelf kunnen – en moeten – uitoefenen op de eisen die aan hen gesteld worden. Want veel verandering in de administratiedrift ziet hij nog niet. “Nee, daar is nog niet veel in veranderd. Er is nog steeds heel veel onwetendheid over wat je wel en niet moet administreren. Als wij als leerkrachten het met z’n allen heel erg belangrijk vinden om iets aan die administratielast te doen, dan is het belangrijk dat je weet waar je het over hebt. Dan moet je tijd vrijmaken om je te verdiepen in je rechten. Laatst zei een leerkracht tegen mij: ik heb al vijf jaar geen functioneringsgesprek gehad. Waarop ik zei: dus jij hebt al vijf jaar je directeur niet over de tafel getrokken om een functioneringsgesprek te eisen? Als je het belangrijk vindt, dan doe je het.”
 

Werkdrukgelden en groeiend bewustzijn

Een belangrijke maatregel, genomen in februari 2018, is het Werkdrukakkoord, waarin de sector en het kabinet afspraken dat er structureel 430 miljoen extra kwam om de werkdruk in het PO aan te pakken, de zogenaamde ‘werkdrukgelden’. Met als voorwaarde: schoolteams mochten zelf, in samenspraak met de schoolleiding en met instemmingsrecht voor de MR, bepalen waar het geld aan werd uitgegeven. In theorie een prachtig instrument. In de praktijk ook? 
 
Edwin Borger komt ook hier nog onwetendheid tegen, maar ziet ook groeiend bewustzijn op scholen over de noodzaak de eigen speelruimte ook daadwerkelijk te gebruiken. “Steeds meer. Soms krijg je nog de vraag: wat is een werkverdelingsplan dan? Terwijl dat tot de punt en komma staat beschreven. De rol van de schoolleiding is belangrijk, die moet het team meenemen en ze waar nodig helpen. Maar ik merk wel: steeds meer scholen en leerkrachten beginnen te beseffen dat ze zelf ook aan de knoppen kunnen zitten.”
 
Marg Cornelissen, die in haar rol als rayonbestuurder onder meer met schoolbesturen onderhandelt over de arbeidsvoorwaarden van werknemers, noemt de werkdrukgelden een “prachtige maatregel”. Zeker in combinatie met het ook door Edwin Borger genoemde werkverdelingsplan, dat alle scholen vanaf 1 augustus 2019 verplicht moeten hebben, vergroot het de invloed van leerkrachten op hun werkomstandigheden. En dat is winst, vindt Cornelissen. “Het zijn prachtige instrumenten om het team aan zet te laten komen. De verdeling van de lessen, de indeling van groepen, de verhouding tussen lessen en overige taken, de hoeveelheid tijd voor lessen voorbereiden en nabereiden, de pauzes; over al die zaken gaat het team. Je kunt invloed uitoefenen op alles wat er in de school gebeurt. En dat is nodig, want ik ken niet één school waarin alles wat er op school gebeurt past in de uren die er voor staan. Sinterklaas, Kerst, Kinderboekenweek, de sportdag, schooltuinen, schoolzwemmen, hoogbegaafdheid, werkgroepen rekenen; als je al die uren gaat optellen dan is dat eigenlijk altijd te veel. Het taakbeleid binnen het werkverdelingsplan biedt daar zicht op.”
 
Op de school van Helene Steijn is er inderdaad vergaderd over waar de werkdrukgelden aan besteed zouden moeten worden. Eén conclusie: een leraar werd uitgeroosterd om acht keer per jaar mindfulness-onderwijs te geven aan kinderen. Inmiddels is Steijns school zelfs een ‘mindful school’ geworden, wat betekent dat mindfulness een belangrijk onderdeel vormt van het algemene beleid van de school. Helene Steijn: “Omdat we bij kinderen die dat deden een groot effect zagen voor hun functioneren, focus en concentratie. En daarmee dus ook een positief effect in de klas en voor de leraren. Daarnaast hebben we ook geld ingezet om leraren eens in de maand een halve dag uit te roosteren, zodat ze dan hun administratie kunnen doen. Maar dat is nu al bijna niet meer uitvoerbaar, want er zijn geen leraren meer die dan die klas kunnen overnemen. 430 miljoen klinkt als een groot bedrag, maar uiteindelijk is dat maar een druppel op een gloeiende plaat, hè.”
 

Het lerarentekort drukt op alles

Het gebeurt continu tijdens de interviews, dat na een vraag over een ander onderwerp de geïnterviewde toch weer uitkomt bij het lerarentekort. Niet vreemd, want werkdrukverlagende maatregelen hebben weinig zin als er domweg te weinig mensen zijn om het werk uit te voeren. En een sector waar iedereen overwerkt is, is niet aantrekkelijk. De situatie in het PO lijkt een vicieuze cirkel, waar het moeilijk uitkomen is. Zien de geïnterviewden, met allemaal tientallen jaren ervaring in het onderwijs, al oplossingen gloren aan de horizon? Het korte antwoord: nee.
 
Helene Steijn is duidelijk over de ‘oplossingen’ van de regering: “Het zijn allemaal noodoplossingen en al die ideeën die ze nu aanreiken, worden al ingezet. We hébben kunstenaars voor de klas, we hébben alle ouders die een diploma hebben al benaderd, zelfs de oma’s met een diploma zijn al benaderd. We hébben zij-instroom, we proberen leraren in opleiding voor de klas te zetten. Maar dat is allemaal nog niet genoeg. Als er één iemand bij ons weggaat, dan is er paniek. Er moet niemand omvallen. En een kunstenaar voor de klas is hartstikke leuk, maar dat moet je niet een week hebben. Want het gaat wel om onderwijstijd. Sommige leerlingen gaan toch wel naar het gymnasium, maar er zijn ook leerlingen die onderwijstijd echt hard nodig hebben om op hun niveau te kunnen presteren.”
 
Edwin Borger, als coach en trainer van zij-instromers expert op dat gebied, snapt niet waarom niet al jaren geleden sterker is ingezet op die oplossing. “We zagen tien jaar geleden al dat er een groot lerarentekort aankwam. Men had kunnen weten dat zij-instromers een goede oplossing kunnen zijn. Nu lopen ze overal tegen problemen aan. Je kunt een volwassen man of vrouw die al vijftien jaar communicatiemanager is niet zomaar voor de klas plempen. Het aantal en de kwaliteit van zij-instromers is verheugend, maar de begeleidingscapaciteit van scholen raakt al oververhit. Er ontstaan prachtige initiatieven, maar feit blijft dat er kinderen geen juf of meester hebben. We hebben nog steeds geen zicht op een oplossing.”
 
Marg Cornelissen denkt zelfs dat het lerarentekort nog erger is dan iedereen nu denkt, want scholen – zoals blijkt op de school van Helene Steijn – doen er alles om aan ouders zo min mogelijk te laten merken van het tekort, volgens Cornelissen uit angst om leerlingen te verliezen. “Scholen zeggen: ik heb het rond, omdat ze niet willen dat ouders naar een andere school gaan. Je wilt als school naar ouders uitstralen dat je het goed doet. En als de directeur zegt dat het is geregeld, dan geloven ouders dat. Maar het is in zoverre geregeld dat er iemand voor de klas staat. Je gaat als schoolleiding niet zeggen dat er maar voor zeven van de 12 klassen bevoegde leerkrachten staan.”
 

Hoe nu verder?

Alle drie de geïnterviewden zijn het in hoofdlijnen over twee zaken heel erg eens: er moet beter verteld worden hoe mooi het is om te werken in het PO, niet alleen maar zwaar, én er moet kritisch gekeken worden naar het hele Nederlandse onderwijssysteem, want op de oude manier gaat het lerarentekort niet opgelost worden. Daar gaan de stakingen ook over, niet over nog meer salaris – al moet dat volgens de geïnterviewden zeker rechtgetrokken worden met het VO – maar over de toekomst van het onderwijs.
 
Marg Cornelissen: “Het blijkt gewoon dat de maatregelen die tot nu toe zijn genomen niet toereikend zijn. De crisis wordt groter in plaats van kleiner. Minister Slob heeft aangegeven: ‘bij overmacht’ mag je onbevoegden voor de klas zitten. Dat vind ik zo’n zwaktebod! Op heel veel scholen is elke dag overmacht, dan is het gewoon een structureel probleem. Ik vind het nog steeds onvoorstelbaar dat er zo met het onderwijs wordt omgegaan in een rijk land als Nederland, dat een kenniseconomie wil zijn. Dat kan toch niet?”
 
Edwin Borger: “Er is veel te veel aandacht voor de treurige kant. ‘Die juffen hebben het zo zwaar’. Dat is ook zo, maar onderwijs is ook een van de weinige banen waar het er echt toe doet wie het werk doet. Je maakt echt verschil. Dat zelfbewustzijn uitstralen komt gelukkig steeds meer, met dank aan PO in Actie, dat is echt de aanzet geweest. Bijvoorbeeld de leden van AOb en CNV die hun bestuur terugfloten, omdat zij niet tevreden waren met het gesloten akkoord. Leerkrachten pakken de eigen regie, hartstikke goed. We zijn allemaal mede-schatplichtig aan het feit dat er nu klassen naar huis gestuurd worden, dus we moeten alles ter discussie durven stellen.”
 
Helene Steijn: “Er zou veel structureler gekeken moeten worden: hoe kunnen we het onderwijs nu zo organiseren dat het beter en aantrekkelijker wordt, dat we kinderen echt onderwijzen voor de toekomst? We zouden dit moment moeten aangrijpen als een kans om het onderwijs nieuw leven in te blazen. Wie wil er nu nog in het onderwijs werken? Terwijl het een prachtbaan is, je maakt iedere dag verschil voor heel veel kinderen. Onderwijs zou de hoogste prioriteit moeten zijn van het rijk, maar dat is het gewoon niet. Wij hebben nauwelijks geld om materialen te kopen. Terwijl, mijn vriend hangt schilderijen op bij de directie van een grote zorgverzekeraar. Daar zitten mensen op een fiets achter hun bureau, omdat dat gezonder is, overal staat fruit, er is ergodynamisch meubilair, alles zodat iedereen zich fijn en gelukkig kan voelen. Het zijn de kleine dingen die verschil maken. Het zou zo moeten zijn dat je binnenkomt op een school en dat je denkt: wat een mooie omgeving, wat een mooie spullen staan hier. Dan krijg je er zelf ook meer zin in, toch?”
 
Door: Nationale Onderwijsgids / Harmen van der Meulen